Hellevoetsluis-Porto

Zaterdag 16 juni: Inschepen op de ‘Isolde’

Arriveer 22:10 in Hellevoetsluis. De verbinding vanuit Amsterdam met het openbaar vervoer is langzaam maar eindigt vlak bij de jachthaven waar de ‘Isolde’ ligt. Joost en schipper Gerbrand zijn reeds aan boord. De landmeter en de huisman uit Fryslân, twee forse kerels, brengen de overvloedige proviand in een bestelbus. Anneke, de enige vrouw aan boord en dokter Leon, gepensioneerd arts, komen vrijwel gelijktijdig aan. Het inpakken en verstouwen van al het voedsel is een behoorlijke klus omdat het ook allemaal makkelijk bereikbaar moet zijn. Onder mijn kooi aan de voorkant van de boot ligt het brood, onder de tweeslaper van de Friezen, bij de motor, de vleesconserven en soepen. De vrije kooi onder Anneke doet dienst als winkeltje met dranken, gesteriliseerde melk vruchten en noten. Het gaat allemaal nog niet zo vlot, Joost en ik zijn natuurlijk het Amsterdamse verhuistempo gewend. Er wordt flink ingenomen door de heren. Rond 2.30 ligt iedereen in de kooi.

Zondag 17 juni: Vertrek Hellevoetsluis

Als eerste uit de kooi. Zeer slecht geslapen, de marifoon stond (nu al) aan en maakte Joost en mij steeds wakker. Zal wel een geruststellend geluid worden. Ondanks mijn verkoudheid kan ik goed de eieren met spek ruiken die Frâns aan het bakken is. De sfeer is gemoedelijk, de voorbereidingen voor de overtocht naar Engeland worden getroffen. Het druilerige weer nodigt niet echt uit om te vertrekken vandaar dat we wat sloom op gang komen. Maar daar gaan we dan, via de Haringvlietsluis, het slijkgat in, het zeegat uit, richting het eerste waypoint ‘West Hinder’. Het begint aardig te regenen. Over de marifoon horen we dat een Duitse man overboord is geslagen en zijn vrouw in paniek met schip op een zandbank is gelopen.

De nog milde maar onregelmatige golfslag eist direkt zijn tol. Ik ga al over mijn nek, snel gevolgd door dokter Leon en Anneke, die gelijktijdig aan bakboordzijde over de railing en in het gangboord kotsen. Gerbrand smijt onaangeroerd een emmer zeewater over het dek om de rommel weg te spoelen. Anneke’s zeilaureool wordt door deze episode enigszins aangetast. Ik ben totaal uitgeschakeld, voel me vreselijk en het gaat niet over. Om niet van boord te vallen trek ik me terug in de kooi waar ik als een flensje in een koekepan heen en weer wordt geslingerd. Mijn enige steun en toeverlaat is een plastic kotszak die ik nog voor de helft weet te vullen. Het weer wordt slechter, het kanaal stroomt woest. Het zeewater giert langs en over de stalen boeg waar ik met mijn rug tegenaan lig. Ik moet ineens nodig poepen en stel mij met de billen naar bakboord gericht voor de pot op. De boot helt ineens zo over dat ik op de bril wordt gelanceerd. Mijn darmstelsel blijkt over onverwachte voorraadruimte te beschikken, zoveel dat de wc het niet verwerken kan. Half verdoofd schep ik met de hand de enorme bolus in drie stadia in een tweede plastic zak. “Niet kijken, gooi die zak overboord!”, roep ik dwingend naar Leon terwijl ik hem de zak overhandig. Gerbrand heeft dit echter niet gehoord en wil de zak leegmaken en teruggeven omdat hij geen plastic zak wil verspillen, de inhoud brengt hem snel op andere gedachten.

Maandag 18 juni: De helletocht

De helletocht begint. Het is goed donker na middernacht, de windkracht is tussen de 6 en 7 Bft, de golven 4 meter hoog. Hoewel we alleen op de stagfok en het grootzeil met twee riffen erin varen, halen we toch een snelheid van 9 knopen. Verstoord door het wilde gedrag van de boot probeer ik het maar eens in de kombuis waar ik plaats neem in de buurt van het aanrecht. Met halfopen oog zie ik Joost beurteling heroisch, angstig en opgewonden aan het roer staan. Ook Frâns is te zien met een grimmige uitdrukking op zijn gezicht. De lucht kaatst op en neer achter hen. Het zeewater spoelt enkelhoog over de boot. Temidden van al het tumult stippelt Gerbrand rustig een route uit op de zeekaart. Achter hem ligt Anneke onder de tafel aan de tafelpoot geklemd, met een emmer in de aanslag. Zij weet zowaar in te slapen. Leon is angstig en suggereert een stop in Oostende maar die haven is al onbereikbaar. Zelf heb ik ook niet het volledige vertrouwen omdat ik me zo slap voel. Een waar kotspandemonium ontvouwt zich bovendeks, alleen Gerbrand en Theo lijken de dans te ontspringen al wordt Gerbrand wel getroffen door de maaginhoud van Frâns die via een windvlaag zijn gezicht treft. Joost slaat terug door in de kraag van Frâns te kotsen terwijl deze net aan het roer staat. Theo kijkt slechts stoicijns, onbeweeglijk voor zich uit, de tanden stevig opeengeklemd, af en toe braaksel wegslikkend. Bij de wisseling van de wacht is de wind gaan liggen, de Friese heren kunnen rustig slapen.

De white cliffs of Dover zijn bereikt. Helaas zitten we met de vaarroute aan stuurboord, min of meer midden in het kanaal. Het weer is zo helder dat we zowel de Franse als de Engelse kust met het blote oog kunnen zien, dat komt niet vaak voor! We laten enkele grote vrachtschepen passeren alvorens richting de kust te varen. In de buurt van een energieventrale worden we gesommeerd om van onze koers af te wijken in verband met militaire schietoefeningen over zee. Verder is het een lekkere rustige dag om bij te komen, ik ben inmiddels opgeknapt. ’s Middags, tijdens de wisseling van de wacht, kan iedereen al weer genieten van een lekker soepje. ’s Avonds kookt Theo een erg lekkere maaltijd.

Sta voor het eerst achter het roer en kom even in de problemen bij een visnet waardoor Gerbrand even moet bijmotoren. Tegen de schemering varen we eindelijk langs de kaap met circa 4 knopen. Het is inmiddels donker en Gerbrand verklaart de vele lichtsignalen die op zee te zien zijn. Zeil- en vrachtschepen, bak- en stuurboordzijde, vuurtoren of kardinaalboei zijn onder meer te onderscheiden. Het is wel spannend varen ’s avonds omdat er goed moet worden opgelet op de schepen om je heen. De “Isolde” is onder meer hiervoor ook uitgerust met een radar. De avondwacht van 18.00 tot 0.00 bestaat uit Anneke, Joost en ik terzijde gestaan door Gerbrand die eigenlijk boven de wacht staat. De Friese heren komen een uur te vroeg omdat zij de nederlandse tijd nog aanhielden in plaats van de boordtijd die gesynchroniseerd is met de Engelse. De vaart zit er nu goed in.

Dinsdag 19 juni: Brandwonden en kanarie’s

Ochtendwake van 6.00 tot 12.00. Leon, die geklaagd heeft over het bovendeks rumoer, wekt Joost en ik met sadistisch genoegen. Er zijn weinig zeemijlen afgelegd door de slappe wind, althans dat wordt beweerd. Het schip vaart langs de kust bij de badplaats Shoreham. Het water is nogal ondiep, circa 4 meter, de boot ligt 2,8 meter in het water met zwaard. Er ontstaat een misverstand over de leiding en navigatie als zowel Gerbrand als Anneke (wachtcommandant) in de kuip aanwezig zijn. Hierdoor wachten we wat te lang met de overstag manouvre, gelukkig komen we niet vast te liggen. Het gaat nog steeds goed met de wind, we varen gemiddeld 4,5 knoop. Gerbrand bakt zijn eerste spiegeleieren op voortreffelijke wijze, geholpen door een gloednieuwe anti-aanbakpan. Leon geeft aan het schip te willen verlaten. Hij gaat akkoord met Plymouth. Even lijkt het alsof we een visnet meenemen aan de kiel van de boot maar dit blijkt gelukkig niet het geval te zijn. De wacht wordt overgedragen nadat we door een zeer nauwe passage tussen twee zandbanken zijn gevaren.
Ineens valt het op dat Frâns een flinke brandwond op zijn enkel heeft. Hij blijkt model te hebben gestaand voor een plaatselijk kunstenaar, ten behoeve van een sculptuur van een varken, gehuld in een motorpak. Frâns bleek de juist man hiervoor. Hij hoefde alleen een tijd de goede houding aan te nemen in een ruig motorpak dat was gedrenkt in polyester. De afdruk die hiermee ontstond kon de kunstenaar dan later overtrekken met echte varkenshuid. Het polyester materiaal wordt alleen nogal heet als het opdroogt en dit veroorzaakte de lelijke brandwond. Minder simpel verhaal dan iedereen had verwacht. (Het beeld is te zien in Rariteitenkabinet “Gribus” op Schiermonnikoog

Die middag draaien Theo en Frâns de cd-speler flink open. Inmiddels zijn Joost en ik wel aardig gewend aan de slaaptijden en komen rond drie uur alweer naar buiten. Het weer is heerlijk, helaas staat er te weinig wind om tegen de stroom en draaikolken in te varen dus moet de motor ingeschakeld worden. Anneke bakt heerlijke tosti’s. Daarna nemen zij en Gerbrand een duik in het water voor de Engelse zuidkust bij Wight. Het rustige weer wordt aangegrepen om wat wijn en bier te drinken, olijven te nuttigen en dergelijke. De ether wordt belast door een “whistler” die de hele tijd door zijn marifoon zit te fluiten. De Dover Coastguard sommeert hem vriendelijk dit gedrag te staken, een andere schipper merkt op: “Fuck off, canary”.

Woensdag 20 juni: Plymouth

De dagen beginnen zich op een prettige manier te herhalen. Iederen is inmiddels gewend aan het slaapritme en de kleine ruimte aan boord. De zee is schitterend met lage lange golven. Leon leest boeken zoals Gerbrand shaggies rookt, continu. Onverstoorbaar duikt hij in verhalenbundels met toepasselijke titel als “Bad Trips” en “Where do we go from here”. Door de onderlinge afhankelijkheid ontstaat er, voor de duur van de tocht in elk geval, een zekere broederschap aan boord. De verdeling van de taken, zoals koken, afwassen, navigeren, sturen, loggen, zeilen afstellen verloopt spontaan en soepel.

Het wordt tijd om de elektronica aan boord ten volle te benutten. Het lukt om de laptop aan te sluiten op de GPS waardoor de positie op de kaart autmatische te volgen is. Ook een internetverbinding kan worden gelegd al kost dit wel enige moeite. Besloten wordt dit verslag op www.zeilvaart-heukelum.nl te publiceren, ongecensureerd.

We zijn gedwongen nog een stuk op de motor te varen. De kust is erg mooi maar komt ineens wat te dichtbij als de motor uitvalt. Terwijl de stroom ons richting kust duwt, proberen Frâns en Gerbrand de motor weer aan de praat te krijgen. Er blijkt wat lucht in de leiding te zitten door het overpompen van diesel uit de vooraad naar de dagtank. Ruim op tijd is het euvel verholpen. Alweer een militaire oefening in de buurt, ditmaal door “Battleship Ocean”. Een van dit schip opgestegen helicopter vliegt expres vlak over onze mast heen. Tegen de avond arriveren we in de baai die naar de haven Plymouth voert. Leon staat aan het roer en staat danig onder vuur door verwarde instructies van het navigatieteam dat op het verkeerde been wordt gezet door de gebrekkige signalering op het water. We komen even in vervaarlijk ondiep water terecht maar het gaat goed. Gerbrand legt de boot soepel in één beweging aan de steiger. Nadat de zaken geregeld zijn met de havenmeester kan iedereen genieten van een lange nacht.

Donderdag 21 juni: Stilte voor de storm?

Het eerste gedeelte van de overtocht zit erop. In de afgelopen dagen is het vertrouwen in de bemanning en de kapitein gegroeid. Vrijwel iedereen lijkt inmiddels staalblauwe ogen te hebben. Er kan lekker worden gedoucht en er is tijd voor kleine reparaties aan boord. De wc-pomp krijgt een nieuw handvat, Joost klimt in de mast om het deklicht te repareren en de losgewaaide tv-schotel wordt vastgezet. Frâns probeert zijn kennis over het navigeren met de sextant op te frissen, Theo en ik schrobben het dek. Er worden zelfs nieuwe boodschappen gedaan om de proviand, ter waarde van F 1750,- gulden aan te vullen. Leon boekt een bus voor morgenochtend naar Bristol, om daar met een vliegtuig terug naar Amsterdam te kunnen reizen.

Het haventenue blijkt te bestaan uit een wit shirt en een blauwe korte broek. Joost en ik passen onmiddellijk in dit lokale beeld. Plymouth harbour wordt kort verkend. We kijken al uit naar de oceaan.

Vrijdag 22 juni: Lizards Point

Al vroeg in de ochtend, rond zes uur, staat de voltallige bemanning van de ‘Isolde’ op om Leon te begeleiden met zijn reis terug naar Nederland. Goede tijd, dan komen we meteen weer in het zeeritme. De (vaste) grond beweegt steeds onder onze voeten dus we zijn allemaal nog ingeslingerd. Leon wordt met bagage en al naar de bushalte gebracht. Hij wordt uitgebreid uitgezwaaid. Terug naar de haven, een laatste douche en dan bunkeren. Gerbrand blijkt door een oudere Engelse heer te zijn gecomplimenteerd om zijn manier van binnen varen en het aanleggen van het zeiljacht. Hij kan deze indruk helaas niet vasthouden want bij een manouvre om bij te kunnen tanken ramt het schip bijna de drijvende benzinepomp. Uit de havenmond gekomen kunnen we direkt zeilen. Een andere boot passeert ons met de motor aan en de zeilen gehesen. Uit de kooi van onze schipper wordt hierop de gen-aker uit een grote zak gehaald. Het eist veel meer aandacht voor het zeilen. Anneke hangt aan bakboord om de stand van het zeil in de gaten te houden en te vieren terwijl Theo en ik op haar aangeven het grote doek aanspannen, Joost is de grote roerganger. De zeilboot die ons zojuist nog passeerde lijkt ten opzicht van ons schip wel stil te staan en verdwijnt weldra achter de horizon. Met een snelheid tussen de zeven en acht knopen op een wind van 11 tot 15 knopen leggen we een flink eind af en bereiken Lizards Point, het meest zuidelijke puntje van het Engelse vasteland.

Eindelijk op de oceaan. Het besef dringt door dat we voorlopig de boot niet meer af kunnen. Gerbrand heeft zijn sextant afkomstig uit de voormalige DDR tevoorschijn gehaald. Het meeste van de navigatie op zee blijken hij en Frâns tot hun grote gene te zijn vergeten. Frâns schiet een zonnetje met de sextant waarbij rekening gehouden wordt met de positie ten opzichte van Greenwich, de snelheid van de boot. Gerbrand komt er eindelijk toe zijn zeilpak ontluchten.

Zaterdag 23 juni: De laatste lepels

We komen in diepere wateren terecht waar we niet meer kunnen ankeren, ook de dieptemeter kan de bodem niet meer peilen. De wind zit er goed onder, voortdurend zuidwesten wind die ons naar de achtste westerlengtegraad voert. Er wordt gediscussieerd over een herindeling van de wacht. Deze ketst echter af op een veto van de schipper. Hier leggen de meevarenden zich bij neer. Normaal kleine zaken krijgen groter gewicht. Een van de dagelijks terugkerende hoogtepunten is de kookkunst van Theo. Deze keer wordt hij vervangen door mij, met een curryrecept van Joost, dat gelukkig niet tegenvalt. Er is een lepel zoek waardoor één van zes opvarenden geen compleet bestek meer tot zijn beschikking heeft. Leon wordt node gemist, vooral bij de afwas, maar Gerbrand houdt zijn aan wal gedane gelofte stand en biedt zich aan als vrijwilliger. Met vaardige hand laat hij de puts in de zee om de afwas voor te spoelen en zo zoet water te sparen. In een volgende soepele beweging smijt hij het vuile water EN de vijf laatste lepels overboord. Een snelle GPS notering is zinloos, de lepels zinken al snel naar onbereikbare diepte. De rest van de dag verloopt rustig, de bemanning ligt af en toe op het zonnedek naast de wasmachine van Anneke. Deze bestaat uit een plastic zak met wasgoed, water en zeep die met het schommelen van de boot en het felle zonlicht, volautomatische de was afwerkt. Dit, tezamen met de aanwezige proviand waarvan de volle omvang inmiddels bij ons is doorgedrongen, zou ons in noodsituaties stellig nog enkele weken een comfortabel leven garanderen.

Zondag 24 juni: Dolfijnen!

Helaas, de wind is gaan liggen, er is alleen nog een langgerekte, rimpelloze oceaandeining. De deining vormt een machtig heuvellandschap van water. Het is een zonnige dag, de oceaan is schitterend helder en blauw. De motor moet worden aangezet om nog vooruit te komen. Het varen wordt hierdoor wat eentonig. De bemanning wordt door de idyllische, maar eenvormige omgeving in slaap gesust. We kachelen door een visrijk overgangs gebied naar de diepste gedeeltes van de Atlantische Oceaan. Gerbrand sleutelt mopperend wat aan de radar. Hij probeert een massa groene vlekjes als ruis weg te calibreren. Aan dek worden aan de horizon kleine golfbewegingen waargenomen. Ineens roept Frans “Dolfijnen! Daar komen ze!”. Joost en ik springen uit bed en verlaten via het dekluik de kooi.

Inderdaad, in formatie over een breedte van circa 200 meter komt een grote groep dolfijnen recht op ons schip af. De bemanning beseft onmiddellijk getuige te zijn van een unieke moment en wordt in één klap klaarwakker. Theo houdt ontspannen koers, met onafscheidelijke pijp in de mond terwijl steeds meer dolfijnen ons naderen. Om beurten zwemmen en springen ze rondom de boeg. Het tempo van de boot houden ze met gemak bij. Een dolfijn springt uit het water en draait een hele schroef alvorens weer in het water terecht te komen. Het zijn er zeker honderd, misschien wel meer. De gestroomlijnde zoogdieren voeren echt een jarloersmakende show op. Een tiental minuten later is het over en zien we ze weer achter ons verdwijnen. Het moreel is door deze verassing plotsklaps opgevijzeld. Een golf van energie doorspoelt de ‘Isolde’, “Volle kracht vooruit”. In de euforie wordt voor de tweede keer aan het bijvullen van de dagtank voorbij gegaan. De boot valt stil en als kleine kinderen storten we ons in het uitnodigende zeewater. Gerbrand realiseert zich ineens hoe diep het is en roept om een reddinsboei, helaas zit Theo hieral met zijn bovenarm in. Het water heeft een aangename temperatuur. Er zwemmen zelfs nog twee dolfijnen langs maar ze komen niet in de buurt. Joost neemt in het water, gezeten op de oranje reddingsboei die ook voor Frâns te klein blijkt te zijn, een foto van de boot. Verfrist slaat Anneke aan het broodbakken.

De dag is compleet getransformeerd. Nog na genietend van het kaas-uien brood uit de oven verschijnen daar alweer overheerlijke borden zuurkool met rookworst (nog tien in voorraad). ’s Avonds kunnen we nog twee uur met de gen-aker varen. Daarna dragen we de boot over aan de nachtwacht met alweer een nieuwe zeilvoering.

Maandag 25 juni: Opkomst en ondergang van het melkmeisje & de reis van de bruine bolus

De nachtwake wordt begeleid door een inmiddels als de planeet Mars geidentificeerde hemellichaam. Een goed orentatiepunt voor Theo wiens nachtblindheid het koers houden moeilijk maakt ondanks het door Gerbrand geinstalleerd kompaslicht. De erfenis van het avondteam valt de heren zwaar. Omdat het schip voor de wind koerst, staat de genua bak (tegenovergesteld aan de kant van het grootzeil), op zijn plaats gezet door een aluminium boom. Maar Theo en Frans kunnen niet goed met deze zeilvoering, het melkmeisje genoemd, overweg. De aanwakkerende wind en de duisternis brengen het schip in de problemen. Het slapen wordt moeilijk door het wispelturige gedrag van de boot. Joost schrikt wakker door de losgeslagen boom die op het voordek beukt. Door het luik ziet hij Frans in gevecht met de aluminium vijand. Ongerust trek ik mijn zeilpak aan om polshoogte nemen. Bovendeks lijkt het ergste gevaar te zijn geweken, de vaarsnelheid is naar beneden gebracht door het grootzeil te strijken. Even later neem ik het roer over om de Friese heren wat rust te gunnen. Het ochtendteam wordt een uur eerder gewekt omdat de boordtijd overgaat op die van het continent. Gerbrand neemt met een stuurs gezicht kennis van de gebeurtenissen van de woelige nacht waar hij doorheen is geslapen als een roos.

De verdere dag staat in het teken van verschillende pogingen tot het lanceren van de diepste drol, in Theo’s woorden een “offer aan Neptunus”. Joost vertrekt jammerlijk te vroeg uit de startblokken, zodat Gerbrand en ik gezamenlijk een nieuw persoonlijk en bootrecord te kunnen halen. Dagen is het voedsel opgespaard om op het juiste moment, op het diepste punt van de oversteek, een grote boodschap door het boordtoilet te spoelen. Kort achter elkaar nemen ik en Gerbrand plaatst op de wedstrijdpot. Met precies de juiste consistentie om voortijdig uiteenvallen te voorkomen, vindt het leggen plaats. Als afgevuurde dieptebommen beginnen de bruine bolussen hun lange reis naar de bodem van de oceaan, om lange tijd later op 4985 meter diepte hun bestemming te bereiken. Dat lucht op!

Dinsdag 26 juni: La Coruña

Door het extra uur en de meer zuidelijke positie maakt de ochtendploeg zijn eerste zonsopgang mee. Er wordt druk gespeculeerd over de verwachte aankomsttijd in “La Coruna”. Een aankomst rond 23:00 uur wordt haalbaar geacht. Het ochtendteam stelt daarom een uitgelanceerd wisselrooster op met de beschikbare roergangers. Ik ben al snel opgebrand waarna de snelheid weer toeneemt als Anneke het roer overneemt gevolgd door de Grote Roerganger die het schip verder stuwt naar een snelheid van omstreeks zeven knopen. Het schip hangt behoorlijk schuin en klieft hard door de golven. Het buiswater spat regelmatig over de boeg. Ook in de kooi van Joost en mij waar, te optimistisch, het luik op een kiertje was gelaten. Merkwaardig genoeg wordt alleen het onderste (mijn) bed getroffen. Mijn middagdutje breng ik daarom gedeeltelijk door in de hut van de heren waar een lichte glorixdamp is blijven hangen. Frâns maakt Joost en mij nog even wakker voor een laatste ontmoeting met enkele dolfijnen.

De gunstige wind maakt het mogelijk in een rechte lijn op “La Coruna” af te stevenen. De snelheid blijft hoog, het water bereikt zelfs een keer de kuip en stroomt de kajuit binnen als de boot zich in een brekende golf boort. Anneke en Theo weten onder deze omstandigheden nog een eenvoudige maaltijd af te leveren. Gebrand wil graag profiteren van de gelukkige omstandigheden om niet in het donker in de onbekende haven te hoeven navigeren. Dit lukt gedeeltelijk. Met zonsondergang, onder het licht van de eeuwenoude Romeinse vuurturen “Torre de Hercules”, achtervolgd door de terugkerende visservloot en begeleid door de Guardia Civil te water, vaart de “Isolde” de visserhaven van de stad binnen, net voor een fikse regenbui. De tocht wordt beklonken met een drinkgelag dat tot 4 ’s nachts door gaat.

Woensdag 27 juni: Havenmanouvres

De ochtend begint met een licht gehumeurde Gerbrand die zich niet kan vinden in het havengeld dat hem wordt gerekend. Een plekje aan de drijvende steiger zonder gebruik van douche, zou 10000 pesetas moeten kosten. De vorige avond werden we nog weggejaagd omdat we een politiebootplaats hadden ingenomen waardoor de boot aan een ander moest worden vastgemaakt. De opgewonden havenmeester en zijn ondergeschikte kregen er nog een flinke ruzie over. Daarom verplaatsen we het schip naar de vrije kade, enkele meters aan de overkant. Hier blijkt een ligplek, voor commerciële schepen, slechts 1100 pesatas te kosten, verder ook geen voorzieningen. Helaas blijkt de kade bij laagtij nauwelijks bereikbaar en kan de havenpolitie geen trap leveren, wederom tot ongenoegen onze kapitein. De communicatie met de plaatselijke autoriteiten verloopt stroef, geen van hen beheerst een tweede taal. Gelukkig werpen enige plaatselijke vissers zich op als tolk. Een van hen blijkt in de Jordaan te hebben gewoond en een ander een vrouw in Engeland te hebben. Dankzij hen wordt een definitieve plaats gevonden nabij een stalen trap. Het valt ons op dat de Spanjaarden voortdurend ongeneerd onze en andere boten vanaf de kade bekijken.

Terwijl de schipper en de “jongens” (beiden 30+), de manouvres in de haven uitvoeren, het interieur schoonmaken en de bedorven proviand weggooien, verkennen de oudjes de stad. Na een dwaaltocht keren zij enthousiast terug. Er wordt besloten vanavond uit eten te gaan. De Spaanse vissen stellen de eters voor raadsels. Gerbrand bestelt een aperitief, en dus arriveert een schaal groen, rood en geel gekleurde weekdiervoetjes om te worden genuttigd. Na enig aarzelen wordt het eetbare gedeelte met een lichte kokkelsmaak geidentificeerd. Ook de volgende schalen eten blijken heel lekker te zijn. Het borreluur eindigt rond twee uur ’s nachts in een Ierse pub.

Donderdag 28 juni: De vliegende Hollander

De gang is er een beetje uit na de grote oversteek, we vertrekken pas om tien uur uit de haven. De wind is zeer matig, maar de omgeving schitterend. Het een na het ander vergezicht doemt op.

De haven wordt achtergelaten in een gouden schittering van zonlicht op de zee. Het zeewater lijkt wel een vloeibaar aquarel met blauwe en paarse metallic kleuren. De wolken in de lucht zijn volwit tegen een lichtblauwe, stralende lucht. De “Isolde” vaart ineens door een krabbenkolonie. De diertjes zwemmen spartelend uit de weg of worden door de boeg van het schip verder onder water geduwd. De aandacht voor het varen is enigszins verslapt. De wachten en verantwoordelijkheden lopen door elkaar. Gelukkig steekt ’s middags de wind weer op en kunnen we zeilen. We zetten koers naar de schilderachtige “Ria de Camariñas”. Deze ligt verscholen in dikke mistbanken. Het zicht verandert voortdurend. Een in flarden mist gehulde rotsige kaap is het ene moment zichtbaar het andere moment verdwenen. De bel van de vliegende Hollander lijkt over het water te weerklinken. Schepen zijn alleen te zien met de radar, visueel contact is er slechts binnen de halve mijl. De aanvaarroute in de baai is gelukkig vrij eenvoudig en we arriveren veilig in de haven in een schitterende omgeving. Voor de duidelijkheid wordt er een nieuwe wachtrooster ingesteld, 4 uur op en 4 uur af, zodat het duidelijk is wie, wanneer verantwoordelijk is. De volgende ochtend zullen we vroeg opstaan, 5 uur.

Vrijdag 29 juni: Het vogeleiland

Met zonsopgang verlaten we de haven in een lichte mist. De omgeving is spookachtig, met losse rotspunten in het water, steile kusten en windmolens op hoge heuvels. Ik ben af en toe ontroerd door het schitterende dekor. Het vaargevoel van haven naar haven is heel anders dan de dagen tijdens de oversteek. We varen onverwacht vlak langs een ondiepte doordat we uit positie zijn geraakt. Het lijkt wel mee te vallen, verder verloopt de navigatie goed. De “Isolde” zakt verder de kust af. In de “pilot” is een mooie ankerplaats gevonden bij het strand van “Ile de St. Martin”, tevens vogelreservaat. De bemanning springt uitgelaten in het water. Gerband, Joost en ik zwemmen naar de kant (ongeveer 200 m) om het strand te verkennen en een paar schelpen te verzamelen. Na afloop klaagt onze schipper over spierpijn. Chefkok Theo krijgt vrijaf. De bemanning staat sceptisch tegenover de keukenprestaties van de “jongens” en laat enkele kritische geluiden horen. De uitgeserveerde boerenpot en vegetarische mie legt hen subiet het zwijgen op. De “Isolde” wordt inmiddels door de maan verlicht in deze paradijselijke omgeving. De kooi wordt vroeg opgezocht.

Zaterdag 30 juni: Porto

De wind is gunstig, noord tot noordwest, windkracht 3 tot 5. Met het melkmeisje wordt langs de Spaanse en Portugese kust gekruist. We zien nog een dolfijnenfamilie en een vreemde aan de oppervlakte van het water zwemmende vis. De golven zijn behoorlijk hoog. Bij aanvang van de tocht zouden we kotsend over de railing hebben gelegen, nu hopen we op nog een hogere roller. Joost probeert Theo op diens verzoek te fotograferen met op de achtergrond een muur van water. Als de mamoetgolf zich dan eindelijk aandient drukt Joost naast het knopje. Schipper Gerbrand ziet er ontspannen uit, ook hij is blij dat de boot en opvarenden heelhuids en tevreden aankomen. De bemanning kan zichzelf feliciteren, de haven van Porto is bereikt!