Zoals sommigen naar een preek op de radio luisteren, luisteren wij ’s morgens naar de weerberichten en waarschuwingen van de Kustwacht. Er geldt inderdaad een waarschuwing en bovendien een enigszins ongebruikelijke: oost 7. Niet echt een verrassing, natuurlijk, want het geluid van de wind in de verstaging en de snelheid van het windmolentje zijn ons niet ontgaan. Aangekleed en aan dek, voel ik voor het eerst dit jaar hoe de oktoberwind een arctische kou aanvoert. De hemel is strak blauw, de voorbij zeilende meeuwen spierwit. Het kan niet anders: dit wordt een mooie zeildag.
Eenmaal buiten de beslotenheid van het Vlielandse haventje, krijgt de Isolde de wind vol van opzij. De ebstroom giert langs het havenhoofd en het vergt behoorlijk wat concentratie en inspanning om, met de kop in de wind, de zeilen te hijsen. Maar dan is er opeens dat prachtige ogenblik waarop de boot in volledige harmonie met de wind tot rust komt. Hiermee vergeleken, voeren motorboten voortdurend een bonkig en lawaaiig gevecht met de elementen. Dat betekent overigens niet dat de schipper tevreden achterover leunt. Het bazaanzeil moet strakker, er moet een rif in het grootzeil. Voor ons, weinig ervaren zeilers op een behoorlijk schuin liggend zeiljacht, is het even flink aanpoten. De geul is tamelijk smal en met een diepgang van ruim drie meter gaat de schipper liever niet te ver buiten de boeien. We maken ons klaar om overstag te gaan en horen het geklepper van de zeilen wanneer de boot door de wind gaat. Dat duurt niet langer dan een paar seconden, daarna is de boot weer in de stevige greep van de wind. Maar niet voor lang; de geul is smal en al snel moeten we ons wéér klaarmaken om overstag te gaan.
Veel tijd om om je heen te kijken, krijgen we niet. Er moet van alles gebeuren. De schipper hangt in de kajuit boven de kaart en vraagt om het nummer van de rode boei die we zojuist passeerden. De fokkeschoot moet strakker. Het is beter om de groene boei aan bakboord te passeren. De koffiekan in het keukentje dreigt op de vloer te vallen en moet beter worden weggezet. Op het voordek is een touw niet goed opgeruimd. De stuurman kan beter iets ruimer aan de wind gaan varen.
Na een tijdje raakt de amateurbemanning beter ingespeeld op elkaar en de omstandigheden. Bovendien wordt het vaarwater steeds breder en eenmaal in het Stortemelk, genieten we ontspannen van een schitterende zeiltocht. De hoge duinen van Vlieland liggen al een aardig stukje achter ons, vóór ons blinkt de Noordvaarder, de reusachtige zandvlakte aan de kop van Terschelling. Ondanks een windkracht van 5 à 6, stellen de golven en de deining niet veel voor. De oostenwind is niet in staat om de ondiepe Waddenzee met z’n vele platen op te zwepen. Terwijl de Isolde soepel en vanzelfsprekend voort snelt, zitten we tevreden met een kop verse koffie in de in de kuip. De vogelaars hebben geluk: een jan-van-gent scheert tamelijk dicht langs de boot. Deze vogels, bewoners van de Schotse kusten, zie je bij ons eigenlijk alleen op volle zee. De vogeltrek is duidelijk volop op gang. Een groepje staartmezen ploft aan boord maar lijkt toch te beseffen dat dit nergens toe leidt en vervolgt z’n tocht naar het warme zuiden. Een handjevol koperwieken, afkomstig uit het hoge noorden, heeft bijna de winterbestemming bereikt. Het zijn de eerste, dit jaar. Turend over zee, zien we hoe vanuit de golven een zeehondenkop ons even nieuwsgierig aankijkt. In de verte stuift de snelboot op Terschelling af.
De harde oostenwind -pal tegen- lijkt de Waddenzee leeg te blazen. De ebstroom is krachtiger dan normaal. Na een paar keer kruisen tussen de eilanden, wordt het duidelijk dat we zeker een paar uur later in Harlingen zullen aankomen dan we dachten.
Niemand die zich daar zorgen om maakt.
(Toon Fey)